In zijn boekje ‘Gemeente van Christus’ schrijft dr. A. van de Beek het volgende: ‘Bij het stellen van de vraag ‘Mag ik ten avondmaal gaan?’ wordt het antwoord gezocht in wie wij zijn. Ben ik goed genoeg? Hoe zit het met mijn leven? En al weten we dat het evangelie voor zondaars is, dan wordt de genade toch weer verbonden aan wat zondaars doen of gevoelen: voldoende schuldbesef, genoeg vertrouwen? Wie daar ernstig over nadenkt, komt nooit aan de maat…’ Het zelfonderzoek is hetzelfde als in de spiegel kijken voordat we naar een feest gaan. Is alles in orde met kleding en haar? Als iets niet in orde is, moet het haastig recht gezet worden. Maar je piekert er niet over om de bruiloft van je kind te missen. Zo kan het ook zijn bij het avondmaal. Er moeten misschien dingen worden rechtgezet, tussen God en ons en tussen ons en andere mensen. Het is niet aan ons om te beoordelen of we kunnen aangaan. Het oordeel over de toegang is alleen aan Christus. Hij is het Die mensen die moe en belast zijn, tot Zich roept en hen rust geeft. Bij Hem mag je thuiskomen. Wie lidmaat is van de gemeente, mag het geneesmiddel ten eeuwige leven ontvangen: deelhebben aan het leven van Hem Die opstond uit de dood’.