Zondagmorgen sprak onze gastpredikant over Gen. 4: 11-16 — een overbekend verhaal met een diepe betekenis. Daarbij vertelde hij het volgende verhaal, dat ik graag (nog eens) met u deel. Een zeker man had twee zonen. Ze hadden samen een boerderij en deden het werk met elkaar. Toen hun vader stierf, erfden de broers het bedrijf en bewerkten ze gezamenlijk het land. In het jaar dat volgde werd het koren gemaaid en in schoven gezet om te drogen. Daarna zou de oogst verdeeld worden tussen de beide broers. Op een nacht werd de oudste broer wakker en dacht bij zichzelf: Het is niet eerlijk wat we doen. Ik ben vrijgezel en krijg de helft van de opbrengst, maar mijn broer heeft een gezin met kinderen. Hij heeft meer nodig dan ik. Hij stapte uit bed, ging naar de akker, nam drie schoven en zette die neer bij het deel van zijn broer. Diezelfde nacht kon ook de jongste broer de slaap niet vatten. Het is niet goed wat we doen, dacht hij. Mijn broer is alleen, hij heeft geen kinderen. Wie zal er voor hem zorgen als hij oud wordt? Ook hij stond op, liep naar de akker en zette drie schoven bij het deel van zijn oudste broer. De volgende morgen was er op het land niets veranderd. Ze begrepen er niets van, maar spraken er niet over. De tweede nacht gebeurde precies hetzelfde als de nacht ervoor. Het mysterie werd steeds groter. Hoe kon dit? De derde nacht ging de jongste broer opnieuw naar het land. En wat zag hij daar? Zijn broer was bezig schoven naar zijn deel te dragen. Veel werd toen duidelijk. De broers vielen elkaar in de armen en huilden. Zo kan het zijn als liefde en zorg voor elkaar de boventoon voeren — niet jaloezie of eigenbelang, maar bewogenheid en opoffering. Misschien is dat wel de plek waar God het liefst wil wonen: waar mensen elkaar in liefde ontmoeten. Van harte Gods zegen toegewenst, van huis tot huis,
De kerkenraad