‘Wij zijn allen die de heerlijkheid des Heeren weerspiegelen… (2 Kor. 3: 18)
Er staan er genoeg. Van die paaltjes langs de Gijbelandse- en Brandwijksedijk. U weet wel: met die rode en witte reflectoren. Zolang het donker is, zie je ze niet. Maar kom je met de auto aanrijden, schijn je met het licht van de koplampen erop, dan zie je ze wél. Opeens geven ze zelf licht. In een keurige volgorde geven ze de weg aan. Aan de ene kant rood, en aan de andere kant wit. Pas licht geven als het licht op je valt. Wie gelooft in de Heere Jezus mag (of misschien wel) moet een stalend licht zijn. Vanuit jezelf geef je geen licht. Alleen als het Licht op je valt… Een stalend licht voor de volken kunnen zijn is een kwestie van reflecteren, weerspiegelen. Ik moet denken aan Mozes. Na zijn ontmoeting met God, straalde zijn gezicht. Zelfs zo erg, dat hij ter wille van het volk een doek over zijn gezicht droeg. De ontmoeting met God had hem niet onberoerd gelaten. Het straalde van zijn gezicht. Als een reflector… Paulus zegt: zo is het nu met al Gods kinderen. De ontmoeting met God in de kerk, tijdens het Bijbel lezen thuis of op de club of vereniging, laat niemand onberoerd. Als Het Licht in je leven valt, geef je licht. Dat straalt ervan af! Misschien niet altijd even sterk. Maar dat ligt niet aan Licht, maar aan de reflector. We hebben net het Pinksterfeest gevierd. God stuurde Zijn Geest, liet Zijn Licht over de mensen schijnen. Doorgeven wat je ontvangt. Vraag het maar: schijn in mij, schijn door mij… Van harte Gods zegen toegewenst, van huis tot huis,
De kerkenraad