Ga naar de inhoud

Ook als je valt, val je niet uit Gods hand!

“Wie in de schuilplaats van de Allerhoogste is gezeten, zal overnachten in de schaduw van de Almachtige” (Psalm 91:1).

Er is in Nieuwland een boerderij afgebrand. Het stond in het “Kontakt”. Huib Pellikaan, de vader van het getroffen gezin, haalde ten overstaan van de verslaggever deze psalm aan: “Hij die op Gods bescherming wacht, wordt door de hoogste Koning, beveiligd in de duist`re nacht”.

Deze psalm is een prachtige psalm. Maar ik vind het ook een moeilijke psalm. Het is niet zo heel ingewikkeld op zichzelf wat hier staat. Een paar kleine dingen moeten er ons misschien verduidelijkt worden (dat is zo met gedichten); maar dan is het verder goed te volgen. Maar in hoe je dit plaatsen moet in wat je tegenkomt in het leven is het een moeilijke psalm.

Een oprecht christelijke vrouw uit Rotterdam zat tijdens het bombardement onder de trap weggescholen. Zij “kreeg” van God dit woord, zei ze later: “Al vallen er duizend aan uw zijde en tienduizend aan uw rechterhand tot u zal het niet genaken” (vers 7). Het genaakte haar ook niet. Zij heeft het kunnen navertellen. Maar er waren andere (ook wel vrome mensen) tot wie het wel genaakte. Die zijn omgekomen.

Als er iemand ziek is en u leest dit voor hem; wat voor vragen roept dat dan op?

Daar valt wel wat op te zeggen. Daar valt dit bijv. op te zeggen, dat ons in die psalm geen kalme reis wordt beloofd. En: “Niet voor alle kwaad bewaart God ons, maar in alle kwaad”. Niet belooft God ons, dat wij nooit zullen vallen; maar Hij zegt, dat wij wel staande blijven op een dieper niveau. Maar het blijft een moeilijke psalm. Het wordt allemaal wat duidelijker, als we zien, dat er door deze psalm een zwarte en een rode draad loopt. De zwarte draad in de verzen 3 t/m. 8 is de draad van alle narigheid die dit leven met zich meebrengt (daarom is die psalm natuurlijk ook zo moeilijk; want het leven is zo moeilijk). Over de pestilentie en het beangstigende van de nacht gaat het in die psalm en over dat wat allemaal een mens kan overkomen. Maar er is ook van een rode draad sprake. Van een rode draad die de liefde uitbeeldt. Het begint in deze psalm met “Wie in de schuilplaats van de Allerhoogste is gezeten…”; en het eindigt met: “In de benauwdheid zal Ik bij hem zijn. Ik zal hem Mijn heil doen zien”. Dat is de accolade. Rondom alle duisternis staat God zelf met Zijn trouw.

“De schuilplaats van de Allerhoogste”. U moet hierbij denken aan een tent als waarmee men reisde door de woestijn. In het verborgene van zo`n tent, in het achterste gedeelte, rustte je uit. Aan het oog van een ieder onttrokken door een gordijn. Daar kon je slapen. En je gastheer stond vóór de tent. Hij stond voor je veiligheid in. God had ook een tent in die tijd. Ps.27:5 tekent aan: “Hij verbergt mij in het verborgene van Zijn tent”. Op het schemerdonker waar de ark stond, ziet dat. “Maar daar mocht toch niemand komen?” Ja, dat is zo. Maar het zware gordijn dat er voor hing scheurde open, toen de Heere Jezus op Golgotha stierf. Vrij mogen u en ik door de Heere Jezus Christus tot de genadetroon gaan.

“Wie in de schuilplaats van de Allerhoogste is gezeten”. Haastig deed de hogepriester op de grote verzoendag in de tabernakel zijn werk; en dan ging hij weer weg. Maar wij mogen in Gods heiligdom wonen. Permanent daar verblijven. Veilig daar zijn. Veilig bij de Allerhoogste. Hoger is er niets of niemand dan de Allerhoogste. Er kan in een jaar veel gebeuren. Maar de Allerhoogste staat er boven. Wij zijn in Gods hand. En de Almachtige of de Algenoegzame is de Heere. Naar het grondwoord zit daar iets “moederlijks” in. Alles wat Zijn kinderen nodig hebben heeft God voor ze.

“Wie in de schuilplaats van de Allerhoogste is gezeten, zal vernachten in de schaduw van de Almachtige”. Hebben wij een schuilplaats nodig? Vol gevaren is het leven. In het verkeer en in de economie. Arm zijn, weet de bijbel, is gevaarlijk; maar ook rijk zijn is gevaarlijk. En voor wat betreft ons gezin en ons geestelijke leven loeren de gevaren op ons. En de kerk kalft in ons land af. Wij doen in de Alblasserwaard net alsof de kerk nog net als vroeger in het middelpunt staat. Maar dat is niet meer zo. U en ik kunnen ons die weelde niet meer permitteren. Onze traagheid in de geestelijke dingen is heel erg gevaarlijk. En het gevaarlijkste, als wij ons niet bekeren, is de dreiging van de gloed van Gods toorn. God neemt geen genoegen met de zonde. Maar er is een schuilplaats! Jezus Christus, die mijn straf droeg!

“Bij u zal het onheil niet komen!” Maar ook als het onheil wel komt, val je niet uit Gods hand.

Heel erg is het als wij niet een schuilplaats hebben. Of wanneer wij denken”Wij zijn onze eigen schuilplaats”. Als wij onze risico`s denken af te kunnen dekken zonder de almachtige God. Vlucht maar tot de schuilplaats van het bloed en de wonden van de Heere Jezus, die Zijn leven aan het kruis voor ons gaf!

 

Brandwijk J.A.H. Jongkind