Ga naar de inhoud

Nafthali

“Nafthali is een losgelaten hinde; hij geeft schone woorden” (Gen. 49:21).

Onze aandachtspunten zijn:

  1. De schaduw over dit woord.
  2. De verwijzing in dit woord.
  3. De zegen van dit woord.

Hij was een mooi kind. Hij was de aantrekkelijkste. Hij was vlug en sierlijk. Een hinde is een vrouwelijk hert. Een frank en rank dier. En aan zo`n lichtvoetig, vrouwelijk dier deed deze jongen denken. Een typisch vrouwelijke man heeft iets onechts. Maar een enkele haast vrouwelijke trek op het gezicht van een man geeft aan hem iets extra charmants. Nafthali heeft iets gracieus. En dat wordt niet minder, als hij zijn mond open doet. Hij kan prettig praten. Kunstzinnig is hij. En hij kan de dingen zo goed duiden. Hij neemt de mensen daarmee voor zich in. Hij is een blij kind. Maar er is ook iets ongrijpbaars in hem. Het is wel meeslepend, dat hij goed kan praten; maar verbergt hij er ook niet iets mee? Hij is er een van Rachels slavin. Maar het moest er heel zijn leven voor doorgaan, dat hij er een van Rachel zelf was. En hij moest wel praten om zich waar te kunnen maken. En zie hier de schaduw over dit woord. Het is wel een geweldige gave, als men een spreektalent heeft. Maar die gave keert zich soms ook wel tegen ons. Dan glanst het, maar het heeft geen inhoud. Het is net alsof Jacob bedoelt: “Als de inhoud er nu maar mee overeenstemt. Als zijn leven er maar mee correspondeert.” Ja, wanneer u meer gaven hebt, komt het er ook meer op aan hoe u ze gebruikt. En wij leven in een gevaarlijke “babbelcultuur”. Heel de wereld lijkt wel een groot praathuis. Maar wij moet ons wel schamen, als wij praten en praten en ook over God praten, maar met een onbekeerd hart. Dan “vloekt” het. Dan heeft God de eer er niet van. “Zet, Heer, een wacht voor mijne lippen”(vgl. Ps.141:3; berijmd).

In het latere Nafthali waren er ook die hun gaven wel goed hebben gebruikt. Een van hen is Barak. In de dagen van de profetes Debora speelt hij een rol. En zij zingt n.a.v. zijn optreden in de strijd in haar lied: “Nafthali is een volk, dat zijn ziel heeft versmaad tot de dood toe”(Ri.5:18). Baraks spreken was geen mooipraterij. Maar hij is voor de eer van God opgekomen. En wie denkt hierbij niet aan de Heere Jezus, die zijn ziel heeft versmaad tot de dood?! Ja, wie denkt hierbij niet aan Hem, die om zijn liefelijk woord naar het kruis werd verwezen?! Jezus heeft gewoond en gewandeld in….Nafthali. In het land waar de zondaren wonen en de leugen regeert. “Het land Nafthali….Het volk, dat in duisternis zat, heeft een groot licht gezien!” (vgl. Mt.4:16). En nu is er raad voor wie Hem om raad vraagt. Jezus was een vriendelijk Man. Bits en bitter stootte Hij er nooit een van zich af. Tegen een blinde sprak Hij: “Wat wilt gij, dat Ik u doen zal?” En Hij wees de discipel, die Hem had verloochend zachtmoedig terecht. En Hij vroeg: “Simon, hebt gij Mij lief?” Hij liet niet over zich lopen. Maar Hij heeft er nooit een weggezonden, die zo schuldig als hij was, tot Hem kwam. Bij Hem is het echt. En Hij voert ons op geen dwaalspoor. Schoon is Hij, als Hij zijn zegen aan de ontredderden geeft. Schoon is Hij, als Hij Zijn eed, dat Hij de Zoon van God is, bekoopt met zijn dood. Schoon is, nu Hij in de hemel voor , bidt aan de troon. En het is het schoonste ogenblik in ons leven, als wij smeken om genade en Hij ons gerust stelt met de woorden; “Kind, uw zonden zijn u vergeven” (Mk.2:5).

De zegen van dit woord is, dat je je gaven tot de eer van God en tot zegen van de mensen gebruikt. Dan leef je bij Christus` woord. Daar moet je het van hebben. Maar dan heb je zelf ook wat te zeggen. Wij behoeven niet een typische spreker te zijn; maar dan kunnen wij toch wel “schone woorden geven”. Zeggen wij van onze medemensen wel eens wat goeds? Of verachten wij hen? Als wij in de liefde van Christus leven, keuren wij alles niet goed. Maar wij bedekken de zonde van wie tegen ons iets hebben misdaan. En waar Christus met ons vriendelijk handelt, gaan wij ook teer om met elkaar. Dat is, omdat je je medemens graag gelukkig wilt zien. En als je iemand wel eens iets moet zeggen, doet het jou zeerder dan hem. Er zijn mensen, die alles beter denken te weten en die steeds hun stem maar laten horen. Maar de werkelijke sprekers zijn meestal de mensen van maar weinig woorden. En wanneer ze dan wat zeggen, valt het op, dat elkeen luistert. En dan is er in onze woorden welleven en ernst. Nee, wij komen er niet met alleen onze natuurlijke gaven. Maar onder het kruis moet het door. En het moet geheiligd worden. Nafthali had iets vrolijks en kunstzinnigs. De zon leek wel helderder te gaan schijnen, als hij het woord nam. Zij zijn kostbaar in de kerk, die de gave hebben van innemend en vrolijk te zijn en die zo hun Heere dienen! En ze pronken nergens mee, maar ze werpen hun kronen voor de voet van Gods troon.

J.A.H. Jongkind