Ga naar de inhoud

Naar Gods land onderweg

”De Heere ging vóór hen uit, overdag in een wolkkolom om hen de weg te wijzen, en `s nachts in een vuurkolom om hun licht te geven, zodat zij dag en nacht verder konden trekken”

(Ex.13:21). (Een indruk van een trouwpreek).

Het tweede boek van de bijbel is met zijn Latijnse naam ons bekend: “Exodus, Uittocht”. De Joodse naam is een veel mooiere naam. Die naam luidt: “Sjemoth”, naar het eerste woord van dit boek in het Hebreeuws. Dat betekent: “Namen”. De Farao (de onderdrukker) heeft expres geen naam in dit boek. Maar de namen van de kleinen en de groten die God uit het slavenland uitgeleid heeft, zijn Hem alle bekend.

Alle mensen zoeken naar wat hun beloofde land is. Bruidsparen zijn daarop geen uitzondering. Maar wanneer wij Christus hebben leren kennen (en dus ook het grote reisdoel), weten we dat het hier op aarde het beloofde land nooit helemaal is. Zalig worden wij, helemaal gelukkig worden wij, “in hope”. Dat betekent niet, dat je het misschien wel niet wordt, maar dat je het “al gelovende”, “al reizende” wordt. Als je gelooft, word je zalig; maar je bent er nog niet.

Christelijke bruidsparen zeggen op hun trouwdag niet: “Ik leid mezelf. Ik weet het ook allemaal zelf. En ik kan het ook allemaal zelf”. Maar je vraagt om een gids. “Leid, vriend`lijk Licht, mij als een trouwe wacht; Leid Gij mij voort” (Gz.230 uit de Herv. bundel van 1938).

Het is duidelijk, dat het in de tekst over het volk Israël gaat. Het is lang geleden en ver hier vandaan. Maar het is, als je gelooft, heel dichtbij.

Het is een zware tocht geworden. Vele moeilijkheden kwam men tegen in de woestijn. Nooit zou Israël in het beloofde land zijn gekomen als God zelf niet mee was gegaan.

Maar wat heeft dat nu met ons te maken? Zijn wij ook uit Egypte bevrijd? Dat mag u wel hopen. U mag hopen, dat wij uit de slavendienst van de zonde door de Heere Jezus vrij zijn gemaakt. Maar wanneer wij eenmaal uit Egypte uitgeleid zijn, is de reis niet een kalme plezierreis, maar het is een reis met tegenwind en hindernissen. Ook als wij geloven, is het leven niet één groot feest. Al gáán wij wel naar het feest. Ik bedoel: het grote feest daarboven, als de Heere Jezus met ons aanzit aan de bruiloftsmaaltijd. Maar vanwege ons aller zonde is het leven een ingewikkelde reis. Maar God heeft voor ons zo`n grote liefde. Hij zegt niet: “Zoek het zelf uit”. Maar Hij zegt: “Ik zal heel de weg met u mee gaan. Ik breng u naar huis”. Daarom is dit ook het geloof wat ik las in “Danseres zonder benen” van Clara Asscher-Pinkhof: “Lach tot de zorgen dan worden ze klein. Lach tot de slechten dan worden ze rein. Lach tot degenen die droef zijn en moe. Lach jij het leven maar toe!” Dat is ook het geloof, dat je bij alle tegenslag er toch wat van maakt. Je valt, maar je staat ook weer op. Er zijn ook veel mooie dingen in het leven. Maar wij zijn onderweg. Wij hebben nog niet ons einddoel bereikt. De weg die God met ons gaat is vaak niet de kortste of de gemakkelijkste. “God leidde het volk om, langs de weg door de woestijn” (Ex.13:18). Dat is een diep woord, waar je soms een heel leven over doet om het er mee eens te worden. “Maar die wolk is er toch? God is er toch?” Maar het teken van die wolk is niet eenduidig. God is er wel in aanwezig. Maar Hij is er zo in aanwezig, dat je Hem niet aan kunt raken. God gaat naar het beloofde land ons voor. Maar je haalt Hem nooit in. Het is niet zo vreemd als je “in God geloven” en “je aan Zijn leiding je toevertrouwen” niet gemakkelijk vindt. Maar God gaat wel mee. Op de dag en in de nacht; altijd gaat Hij mee. God kon met die wolk het sein om te vertrekken geven; maar Hij kon met die wolk ook het teken geven, dat de mensen moesten blijven waar ze waren. En die wolk was tegen de hete zon een beschuttende wolk. En `s nachts was de wolk er weer. Als lichtzuil. Ook `s nachts werd het dus niet pikkedonker. Helemaal donker laat God het nooit zijn. Helemaal donker was het in Gethsémané en op Golgotha voor de Heere Jezus. God had Hem verlaten, opdat wij door God aangenomen zouden worden en nooit meer alleen zouden zijn.

Nee, wij hebben nu geen letterlijke wolk- en vuurkolom meer. Maar dat wil niet zeggen, dat wij ook niet een gids door de woestijn van dit leven hebben. Want die gids is Gods woord. Langs de ingewikkelde wegen van dit leven wijst dit woord ons de weg. Met dat woord als gids zijn er al miljoenen mensen thuis gekomen in het land van de rust. U moet u nooit wijs laten maken, dat die gids nu niet meer up to date is; want diezelfde gids wijst ons nu ook nog de weg. Het is dezelfde oude gids nog. En het is dezelfde trouwe God nog. Reizen jullie zo maar door het leven: met het kruis achter je; met God boven je en bij je; en met voor je een nieuw paradijs. Wij zullen eens, als wij naar de grote dag van Christus uitzien, in de heerlijkheid van God ontvangen worden. “Als een bruid, die voor haar man is versierd!” (vgl. Openb.21:2).

Brandwijk J.A.H. Jongkind