Ga naar de inhoud

Meditatie 2 Kor. 7 : 10

Spijt hebben

‘…de droefheid die overeenkomstig de wil van God is, brengt een onberouwelijke bekering tot zaligheid teweeg, maar de droefheid van de wereld brengt de dood teweeg.’ – 2 Kor. 7:10

Spijt,… een gevoel dat we allemaal wel kennen. Je hebt iets wel of niet gezegd of gedaan en dat vindt je achteraf jammer. Je had het graag anders gedaan, maar het is toch gebeurd. Daar voel je je verdrietig over. Je verwijt het jezelf dat je niet anders hebt gehandeld. Je hebt er spijt van. Dat kan gaan over iets dat je wel (of niet) hebt gekocht. Maar je kunt ook spijt hebben van iets wat je een ander hebt aangedaan. Dat gaat dieper. Dat je spijt voelt om wat je een ander (mogelijk) hebt aangedaan is goed en gezond. Daardoor besef je dat de ander geraakt is en dat wilde je niet. Het kan je er ook toe brengen om je excuses aan te bieden en het goed te maken met de ander.
Maar als je spijt hebt, waar heb je dan eigenlijk spijt van? Wat vindt je erg aan wat je gezegd of gedaan hebt? Zo kan het zomaar zo zijn dat je met je gevoelens van spijt eigenlijk meer met jezelf bezig bent dan met die ander. Een voorbeeld: je schoot uit je sloof tegen je partner of je kind. Je deed of zei iets wat de ander raakte. En achteraf heb je daar spijt van. Je bent vooral teleurgesteld in jezelf: dat het jou (weer) niet gelukt is om anders te reageren. Dáár baal je van. Dát neem je jezelf kwalijk. Dáár voel je je rot over. Van dat gevoel wil je graag af. Daarom zeg je ‘sorry’ tegen de ander. Of je legt uit waarom je zo reageerde zodat de ander begrijpt waarom je zo deed en dat je het allemaal niet zo bedoelde. Je hoopt op begrip en krijg je dat, dan is het wat jou betreft klaar. Een ander voorbeeld: je overtrad de wet of je bedroog iemand en iedereen kwam het te weten. Je vindt het vervelend dat iedereen ervan weet, en je baalt van de (grote) gevolgen die het voor jou heeft: de hoge boete, een gevangenisstraf, de veroordeling door anderen, het stigma waar je mee rondloopt, het ontslag dat volgde, de ongewilde zwangerschap, je relatie die kapotging. Dáárom denk je: ‘had ik het maar niet gedaan, dan had ik nu deze problemen niet gehad.’ Je hebt dan spijt van je gedrag vanwege de pijnlijke gevolgen. Je betuigt spijt, zegt ‘sorry’, in de hoop dat die gevolgen minder erg zullen zijn. In al deze gevallen, gaat het dus eigenlijk om jezelf.
Maar zou spijt hebben vooral niet moeten gaan om hoe erg je het voor de ander vindt dat hij/zij geraakt is door je woorden, houding of gedrag? En dat je dat ongedaan en goed wilt maken? En hoe zit dit naar God toe? Vinden wij als we gezondigd hebben dat erg voor Hém, en dat Zijn zaak en eer in diskrediet zijn gebracht? Of gaat het als wij zondigen vooral om wat wij voelen en vervelend vinden? Je bent verdrietig omdat het rot voelt dat jij iets verkeerds hebt gedaan. En je bent teleurgesteld in jezelf. Je baalt ervan dat het jou weer niet gelukt is. En je vraagt vergeving omdat je dat niet meer wilt voelen, of omdat je niet door God gestraft wilt worden. Opnieuw gaat het dan om jezelf. Zou het niet veelmeer moeten gaan om wat je God hebt aangedaan? Dat je het erg vindt wat Hem raakt als gevolg van jouw woorden, houding of gedrag. Dat je probeert dáár bij stil te staan en dat je dat tot je door laat dringen? Dát is nu het verschil tussen ‘droefheid die overeenkomstig de wil van God is’ en ‘de droefheid van de wereld’. Elk mens kan ergens spijt van hebben. Maar de ‘droefheid die overeenkomstig de wil van God is’ maakt dat je bedenkt hoe erg en slecht iets in Gods ogen is, en hoe Híj daardoor onteerd en beledigd werd. Dat je erbij stilstaat hoe verdrietig en hoe verontwaardigd en boos Híj daarover is. Dat Zijn Zoon als gevolg van jouw zonden aan een kruis heeft gehangen en Gods toorn heeft gedragen. Dit zal een ander soort spijt in je omhoog brengen. Dit zal maken dat je spijt hebt naar God toe. Dat je dat verkeerde, dat zondige, Hém niet meer aan wilt doen. Dat noemt de Bijbel ‘berouw’. En berouw leidt tot bekering: je wilt stoppen met zondigen tegen God! Dan zul je wat verkeerd was eerlijk en concreet opbiechten aan God. Erkennen dat het verkeerd was wat je deed. Hem er vergeving voor vragen.
En het wonderlijke is dat Hij je dan ook van harte vergeeft! Omwille van Christus. Dan mag je weten dat het goed is tussen jou en God. Dan heeft God via berouw en bekering zaligheid teweeggebracht. Je uit genade zalig gemaakt. Wat een opluchting! Wat een dankbaarheid! Wat een vreugde! En die genade en vreugde zullen je helpen om te blijven vechten tegen de zonde omdat je graag wil dat het goed tussen jou en de Heere blijft. Je aan Hem verbonden blijft.
Ds. Speksnijder