Ga naar de inhoud

Ik heb geen mens

Joh.5:7m

Met het getal 38 wil Johannes zeggen: “Dat is bijna 40 jaar en bijna een mensenleeftijd”. Maar er zit ook nog iets anders achter. Israël is naar Kanaän op een gegeven moment 38 jaar onderweg. Jarenlang hadden ze door de woestijn gezworven. Alsof er geen einde aan kwam. Johannes wil dus ook zeggen: “Deze man staat voor heel Israël; want dat is een arm, kreupel volk”. Als je zo lang ziek bent, is de kans groot, dat je vrienden je allang niet trouw meer bezoeken. Want dat houdt geen mens vol. De Heere Jezus vraagt of hij gezond wil worden. Maar daar wordt het eerst nog verdrietiger door. Want nu moet hij zeggen wat hij voor een ander en zichzelf nog nooit helemaal had waar willen hebben: “Ik heb geen mens”. De anderen zijn concurrenten van hem geworden. Als hij in het water probeert te komen, daalt een ander al vóór hem daarin. Dat zou zomaar kunnen, dat u met het zoeken naar werk iets vergelijkbaars meegemaakt hebt. Bij meer mensen dan je denkt, roept dit woord heel veel op.

Onze punten zijn:

  1. Iemand te missen.
  2. Iemand te hebben.
  3. Weer iemand te zijn.

1.Je zou denken: “Er hoeft niemand in onze drukke wereld eenzaam te zijn”. Maar al zitten we steeds op elkaars lip en we zien en weten van elkaar bijna alles (veel te veel natuurlijk!); toch voelt menigeen zich eenzaam. Eenzaamheid is deprimerend. Het is wat je hulpeloos maakt. Eenzaamheid is het klimaat waarin negatieve gevoelens m.b.t. jou zelf het goed doen. Maar dat onze wereld sterk is veranderd, speelt hier ook een rol bij. Geert Mak schreef het alleen al om de titel beroemde boek “Hoe God verdween uit Jorwerd”. De bedoeling van die titel is: “God is niet vanzelfsprekend meer Degene die in onze samenleving alles ergens toch nog een geheel maakt. God is het bindmiddel niet meer”. Dat heeft in de moderne wereld ook zijn verband met “Ik heb geen mens”. Denk ook eens aan wie weduwe of weduwnaar is of aan wie anders-geaard is of aan wie het tempo van zijn werk niet bol kan werken (dat maakt ons ook eenzaam) of aan wie een minderwaardigheidscomplex heeft. Ten diepste wordt de eenzaamheid veroorzaakt door de zonde. Zonde is een daad en een macht (je wordt erdoor beheerst en het is sterker dan jij) en de zonde is een toestand van vervreemding. Je bent vervreemd van God, die je levensbron is. Je bent ook vervreemd van jezelf en van je medemensen. Dus wij moeten, net als deze man, tegen de Heere Jezus, onze schuld daarmee erkennend, maar zeggen: “Ik heb geen mens”.

2.De Heere Jezus komt op zijn weg. “Jezus zag hem liggen”. “Zien” is in het Woord van God een heel diep begrip. Het is niet het zien, als het wordt gezegd van Jezus, van het naar iemand zomaar even vluchtig te kijken, maar je vergeet hem dan weer. Maar het is het zien van je hart. Jezus ziet die man met een blijk van liefde en is met hem begaan. Van de zieken, blinden, kreupelen en verlamden kijken wij vaak maar liever wat weg. Maar Jezus ziet ze als verloren schapen die Hij thuis zal brengen in de schaapskooi. “Jezus zag hem liggen”. Wij hebben een Heiland voor wie één soms meer dan 99 is. Miljoenen vrienden en volgelingen heeft Hij; maar het is er altijd toch ook maar één. Jezus houdt er geen massamensen en kuddedieren op na. Maar dat ene verloren schaapje zoekt Hij. Totdat Hij het vindt. Het geheim daarvan is Jezus` zelfovergave. Want Hij gaf zichzelf op het kruis in de dood. Steeds wordt er door Johannes over Jezus gesproken als over “de Mens”. Geen enkel evangelie benadrukt zozeer Jezus` God-zijn. Maar opvallend vaak noemt Johannes Hem ook “de Mens”. “Zie, een Mens, die mij gezegd heeft alles wat ik heb gedaan”, zegt de vrouw bij de put in Samaria. En Pilatus zegt: “Zie, de Mens!” Hij heeft zich met ons één gemaakt; opdat Hij een vriendelijk gezelschap nu en in het uur van ons sterven voor ons zou zijn. In het duister van onze wereld zoekt Jezus ze op: al die arme stakkers, die dat achter hun stoere maskers snikken: “Ik heb geen mens”.

3.Ik las in een boek dat een eenzaam mens zegt: “Ik ben niks, niemand!” Als je niemand hebt, ben je ook niet meer iemand. Maar verlegen ben je met je leven. Je verontschuldigt je haast omdat je bestaat. Maar als Christus je Verlosser is en je vriendelijk gezelschap treed je als herboren weer in het licht. Christus is het die ons vrij maakt. Met Christus zijn wij soms nog wel alleen, maar nooit meer eenzaam. Hij zegt: “Ik ben met u al de dagen, tot aan de voleinding van de wereld”. En de kerk is ons thuis. Er is niet een veiliger en beter onderkomen. “Ik ben een vriend, ik ben een metgezel van allen die Uw naam ootmoedig vrezen en leven naar Uw Goddelijk bevel” (Ps.119:32; berijmd). Als je eerst verlegen was, blijf je dat dan altijd nog wel een beetje. Maar je bent toch ook wat minder kwetsbaar. Je wordt nog wel vaak aangevallen. Door de omstandigheden of door de mensen of door jezelf. Maar verdedigd door de Meester. Hij houdt ons de handen boven het hoofd. Jezus zocht en vond deze man en de rust brak voor hem aan van de grote sabbat. Na 38 jaar is hij Kanaän binnengegaan.

J.A.H. Jongkind