Ga naar de inhoud

Het is niet alles goud wat er blinkt (1 Koningen 14:27a)

En de koning Rehabeam maakte, in plaats van die (gouden schilden), koperen schilden

(1 Koningen 14:27a)

 

Boven de meditatie staat: “Het is niet alles goud wat er blinkt.” En de punten zijn:

  1. Onze schone schijn
  2. De luister van Jezus Christus
  3. De waarheid van het werk van de Heilige Geest

1. Oudenbosch heeft een merkwaardige kerk. Deze kerk is een kopie van de St. Pieter in Rome, maar dan acht keer zo klein. En die kerk doet, met zijn marmer, dat niet meer dan alleen maar geschilderd hout is, kitscherig aan. En een man van zestig, die er nog uit wil zien als een man van dertig, is een ongelukkig geval. “Doen alsof” is altijd verkeerd. Salomo`s zoon Rehabeam luisterde naar de oudere raadgevers niet, maar hij is bij de jonge lieden te rade gegaan. En hij heeft de lasten voor de bevolking verzwaard. En dat leidde al zeer spoedig tot de zelfstandigwording van het “tien-stammenrijk”. En de koning van Egypte trok met een groot leger tegen de steden van Juda en tegen Jeruzalem op. En alleen omdat Rehabeam het afkocht, werd Jeruzalem net niet bezet. Maar een weeldetijd is het in Rehabeams dagen nooit meer geweest. Want hij heeft niet alleen het goud uit de schatkist aan Egypte moeten geven, maar ook Salomo`s driehonderd van puur goud gemaakte schilden raakte hij kwijt. En die schilden verbeeldden de grandeur van het machtige rijk. En zij konden met het oog op de mensen, die er naar kwamen kijken, niet worden gemist. En toen heeft de koning koperen schilden laten maken, die het goud vervangen moesten. En hij pronkte op den duur met de koperen schilden meer dan dat Salomo met de gouden schilden ooit had gedaan. En dit heeft een geestelijke strekking. Als het goud koper is geworden, zie je, dat standvastigheid dwarsigheid wordt. En dat opgewektheid oppervlakkigheid wordt. En ijver “streberigheid”. En hartstocht zinnelijkheid. En een gebed een “voordracht”. En nu zijn wij allen door de zonde een karikatuur geworden van wat wij eens zijn geweest. En wij zijn niet meer de heer der schepping die wij waren. Maar wij “spelen” onszelf. En zo is het ook met heel veel godsdienst. We poetsen het op, maar het is slechts schijn en het wezen ontbreekt. Vonden we vroeger dat er op een begrafenis groot van God en klein van de mensen moest gesproken worden, velen vinden nu, dat een begrafenis vooral “mooi” wezen moet. En dat is een symptoom van de veruitwendiging van de godsdienst die alom valt waar te nemen. Maar wij moeten niet vergeten, dat alleen het offer van het verbroken hart God aangenaam is.

2. Christus deed niets voor het mooi. De nederigste van de nederigen was Hij. En tenslotte hing Hij naakt aan het kruis. Want Hij hing daar arm en kwetsbaar. En er viel niet meer iets te verbergen. En het heel erge van de zonde werd in Christus` dood openbaar. En is dat niet een geweldige troost? Onze verborgen zonden zijn de ergste zonden. Want die zitten het diepst. En wanneer de Heere Jezus naakt aan het kruis hangt, weet ik, dat Hij ook voor de ergste zonden (en dat zijn de zonden van de “schijn”) is gestorven. Om mij vrij te kopen. Mogelijk dat er iemand, die dit leest, lijdt onder de schijn. Onder de schijn van wat het in zijn leven is geworden. En van hoe dat verschilt van wat het moest zijn. Maar dan is er door de Heere Jezus op u gerekend. En dan mag u vrij tot Hem gaan. Want Hij heeft de Vader niet maar een beetje gediend, maar Hij heeft Hem helemaal en in oprechtheid gediend. En Zijn bloed is meer waard dan het duurste edelmetaal. Weet u wat er als het er op aan komt slechts zal overblijven? Christus`werk en het offer, dat Hij heeft gebracht. Ja, de zonde van de schijn is vooral een kerkelijke zonde. Daarom worden er altijd erg veel mensen boos, als er wordt gepreekt over het tweede gebod. Over het gebod, dat zegt: “God wil niet worden gediend op onze manier, maar alleen maar oprecht en naar de norm van Zijn woord.” Want wij zeggen wel,dat wij willen, dat er bevindelijk gepreekt wordt, maar wij worden boos, als het echt bevindelijk wordt. Maar wij kunnen het niet wagen met onze godsdienst, hoe fraai die ook oogt. Maar wij kunnen het slechts wagen met Christus alleen.

3. Nee, het gaat er niet om, dat we godsdienstig zijn. Maar het gaat er om, dat we de Heere dienen. En dan kun je niet maar half Hem dienen, maar je kunt alleen maar met je hart Hem dienen. Als wij Christus leren kennen, wordt het niet steeds mooier met ons. Maar wij blijven tot aan onze laatste snik een zondaar. Maar het wordt wel anders met ons. En wij worden door de Geest van boven “echte” mensen. En wat zijn nu “echte”mensen? Dat zijn mensen, die niet hoog, maar laag staan. En diep gaan. En die niets dan schuld en zonde hebben. Maar in Christus een Verlosser hebben. En zo blijft er van onszelf niets over. Niets. Niets dan alleen het eigen werk van Gods genade. En straks zal alle schijn ervan af zijn getrokken. En wij zullen eeuwig onze Koning dienen. Met een recht en rein hart. En daar zijn zelfs de straten van goud.

Brandwijk Ds. J.A.H. Jongkind