Ga naar de inhoud

Gedenk de Sabbatdag, dat gij die heiligt

(Enige aantekeningen bij Zondag 38 van de Heidelberger).

Als wij niet wat met God “hebben” is de zondag vooral een probleem. Maar er is voor wie wat om Zijn dienst geeft geen vrolijker dag! De eerste en belangrijkste reden waarom wij een aparte dag van rust onderhouden, is dat God, nadat Hij alles gemaakt had, ook zelf heeft gerust. In Exodus 20 staat dat. Maar u zult het mij niet kwalijk nemen, dat ik de tweede reden, die van Deuteronomium 5, de ontroerendste vindt. Dat is een van de mooiste woorden, vind ik, in de Bijbel: “Opdat uw dienstknecht en uw dienstmaagd ruste, zoals u; want u zult gedenken, dat u een dienstknecht in Egypteland geweest bent”. Het is moeilijk om in God niet te geloven, als je dit leest. God denkt aan het harde leven dat de mensen dikwijls hebben en aan hoe het op uw werk met u gaat. Nee, dan zeg je niet zo gauw meer als er iemand fijn eens even vrij heeft: “Laat hem werken!” Maar je gunt je personeel iets van de vreugde van het lichte leven. Luther nam het gebod van de rustdag heel geestelijk op. “De zondag is de preek”, zei Luther. Daar bedoelde hij mee: “De zondag is, dat we het volbrachte werk van de Heere Jezus horen prediken en dat dat onze rust is”. “Het leven van ons leven leeft; Christus leeft”; dat is de rust. Dit gebod is om het te kunnen begrijpen een ingewikkeld gebod. Dat is omdat er een ceremoniële, een niet meer letterlijk te nemen, kant aan dit gebod zit; en omdat er een zedelijke, een blijvende, kant aan dit gebod zit. De ceremoniële kant is o.m. de hele stipte regelgeving t.a.v. wat je tot in de finesses mocht en niet mocht en dat het op de zaterdag is. Maar er is ook een blijvende kant. De blijvende kant is, dat er een vaste dag om het geloof te oefenen is. Als je gelooft, is het elke dag zondag. Het is elke dag feest. Maar omdat wij zwak en vergeetachtig zijn, is die ene dag ons gegeven tot de oefening van het geloof.

Maar er wordt veel tegen dit gebod gezondigd. Houden wij deze dag in ere? Dat het om de zondag om de preek gaat, zullen wij wel niet ontkennen. Maar wij trekken er onze schoenen dikwijls niet meer voor aan. Als er niet wat anders is, houden wij de kerk nog wel zo`n beetje in ere; maar hoe dikwijls schuift er zich niet wat anders daar voor?” Onze in de week uitgesteld bezoeken gaan voor. Ons huiswerk gaat voor. Onze verjaardag gaat voor. Heel veel gaat er voor. Maar dan is de dag van God niet echt de dag van God meer. Want de zondag gaat voor!

De belangstelling voor de tweede dienst m.n. neemt in onze orthodoxe kring af. Overal is het `s avonds in de kerk leger dan tien jaar terug. Op het huisbezoek durven we er al haast niets meer over te zeggen. Want we weten wel wat er dan komt. Men zou zomaar kunnen zeggen: “Waar staat dat in de Bijbel, dat je twee keer op een zondag naar de kerk moet? En die catechismus altijd!” Maar verhult die hoge toon niet, dat we maar zo weinig liefde hebben voor Gods huis en Gods dienst?

Is het wettisch, dat wij deze dingen zeggen? Wij zijn aan het scrupuleuze van de Joodse opvattingen inderdaad niet gebonden. Maar dat wil niet zeggen, dat er niet, om je aan het bijzondere van de zondag te blijven herinneren, een grote discipline moet zijn. Wees maar liever wat te streng dan te “los”. Want u bent de zondag zo kwijt.

Wat een rijkdom. God laat ons niet rusteloos maar jakkeren en sloven. Wij beginnen onze dagen met te rusten. Ons werk mogen wij vanuit de rust doen. Niet gestrest, maar ontspannen. Buiten Christus is je rust valse rust. Buiten Christus stel je jezelf gerust. Maar dat helpt niet. Dit alleen helpt: dat de Heere Jezus ons gerust stelt en ons onze zonden vergeeft. “Maar als je je hele leven vergooid hebt, krijg je dan ooit nog rust?” Tegen die ene moordenaar die ook heel zijn leven vergooid had, zei de Heere: “Heden zult gij met Mij in het paradijs zijn!” Dat wij nooit meer denken, dat we het niet redden; daar loopt het op uit. Dat we nooit meer zoveel erge pijn te dragen hebben; dat we nooit meer tegen ons werk opzien; dat ligt in het verschiet. Dat is de eeuwige rust. Maar ook nu al is er iets van die rust. “Dat wij al onze dagen rusten van onze boze werken”. Dat staat centraal. Elke dag is het zondag. Elke dag is het feest. Dan is de zonde voor ons geen partij meer. Alle dagen, al hebben wij nog onze strijd met de zonde, dienen wij God. Wij doen ons werk in een zekere zorgeloosheid. Niet van ons werk hangt ons leven meer af; maar van wat de Heere Jezus deed hangt het af. Hier is het nog de rust niet. Wij zijn er nog naar onderweg. Maar in Christus is die rust er, middenin de onrust, toch ook al weer wel.

 

De heiligen ons voorgegaan,
hebben hier niets verworven,
maar zijn aan het einde van hun baan
als vreemdeling gestorven.
Maar zij geloofden dat Gods hand
die hen tot daar geleid had,
in `t beter, hemels vaderland
een stad voor hen bereid had.

 

Brandwijk J.A.H. Jongkind