Benjamin zal als een wolf verscheuren; des morgens zal hij roof eten, en des avonds zal hij buit uitdelen
(Genesis 49:27)
Boven de meditatie staat: “Een kind van vele gedachten”.
De punten zijn:
- Een dubbele naam
- Een dubbel leven
- Een dubbele zegen
1. De naam Benjamin is spreekwoordelijk geworden. “Dus jij bent de Benjamin!”, zegt de visite tegen de jongste van een gezin. Iedereen kent dus zijn naam. Maar hij had nog een naam. Want hij heette ook Benoni. Benjamin staat voor ‘Zoon van mijn zegen’ en Benoni is ‘Zoon van mijn verdriet’. Dus die jongen was een zoon van vele tegenstrijdige gedachten. Onderweg naar Bethlehem kondigde zich na zestien jaar de geboorte aan van Rachels tweede. Maar het was heel anders dan de vorige keer. Er was iets angstigs dit keer. De helpsters zeggen, als ze het moeilijk heeft: “Deze zoon zult gij ook hebben.” Maar haar krachten bloeden weg. En ze sterft met het kind in de armen en terwijl ze het nog mistroostig noemt ‘Zoon van mijn smart’. Ze noemt het jongetje naar haar tranen: “Zoon van mijn verdriet”. En het was ook heel verdrietig. Want ze dacht: ‘Wie zal hem leren lopen?’ En Jakob heeft zijn jongste nooit aan kunnen kijken zonder te denken aan haar, die bij haar leven de vreugde van zijn hart was en na haar sterven zijn grootste verdriet. Maar terwijl de moeder zei: ‘Benoni’, zei de vader: ‘Nee, Benjamin!’ Hij was heel verdrietig. Maar hij sterkt zich in de Heere. En Hij is vaak erg ‘klein’ geweest. Maar hier is hij groot. Zijn eigenlijk slechts enige geliefde vrouw verliest hij. Maar God houdt hij over. En zijn hoop drukt hij in de naam van zijn jongste kind uit. Maar die twee namen geven wel iets aan van het dubbele waaronder het kind zelf en zijn vader leefden.
2. Wie aan Benjamin kwam, kwam aan Rachel. En er kwam daarom ook niemand aan hem. En de broers zouden een bruut geweest zijn, als ze niet van hem gehouden hadden. Maar er ging ergens wat fout. En dat kunt u ook wel bedenken, als u zo in het leven rondziet. Een man, die zijn moeder vroeg had verloren, zei eens: “Ik kan eigenlijk niet echt ‘warm’ iets zeggen; want dat leerden wij vroeger thuis niet.” Het is moeilijk om een kind te geven wat het moet hebben, als er geen moeder meer is omdat er dan geen echte uitwisseling van ‘geven’ en ‘nemen’ meer is. En mijn eigen moeder zei, toen ze op haar kleinkinderen paste: “O, ik vind het zo fijn, als ze komen; maar grootbrengen kun je ze op mijn leeftijd niet meer.” Want daar ben je dan te teer voor. En Jakob wilde Benjamin niet naar Egypte zenden, omdat hij teveel aan hem hing. Een kind zonder eigen moeder kan een verlegen kind worden. Maar het kan zich ook ontpoppen als een vals kind. Valsheid is de wraak van de zwakke. Benjamin heette de liefste te wezen, maar dat was hij niet echt. Hij was als een wolf, die als hij eenmaal bloed heeft geroken, van geen ophouden weet. En dat is wat bijvoorbeeld in de gruwelijke geschiedenis van de schanddaad te Gibea blijkt. De mannen van die stad hadden een vrouw overweldigd. Ze waren de hele nacht ‘met haar bezig’. Ja, ze wisten van geen ophouden meer. En de bekende koning Saul , een Benjaminniet, was eerst, net als David, de publiekslieveling. Maar hoe onbarmhartig had hij David later nagezeten. En zijn naamgenoot Saulus heeft de gemeente later boosaardig vervolgd. Dat dubbele en dat wrede; zit dat ook in ons? Ja, dat zit ook in ons. Want dat komt door de zonde. Niemand van ons is zo lief als hij er uit ziet en als waar de mensen hem voor houden.
3. Jakob heeft veel verdriet gehad in zijn leven. En dit is zijn laatste en niet zijn minste verdriet. Benjamin had dat dubbele zowel van hem als van Rachel. Bij Jakob zat dat er in. En ook bij Rachel. Ze was de God van haar nieuwe land gevolgd. Maar het beeldje van een afgod verborg ze onder het zadel waar ze op zat. Je zag de god van haar oude leven niet. Maar hij was er toch wel. Welke god zit er bij ons altijd nog verborgen? De god van je bruisende bloed kan dat zijn of de god van je geld. Wat heeft u weggestopt? Maar die weggestopte god maakt ons leven vlak en erg ongelukkig. Ja, dat is een groot verdriet voor Jakob geweest. Maar daar klinkt ook een zegen. “Maar des avonds zal hij buit uitdelen.” Dan is er wel wat gebeurd. Dan is Benjamin eerst toch ook weer Benoni geworden. “God, ik ben niet zo lief. En U weet dat wrede van mijn hart wel. En ik weet van geen ophouden waar het de zonde betreft, als een verwend, jongste kind. Ik ben er niet vanaf te krijgen, als U me er niet vanaf brengt.” Ik bid, dat Benjamin voor Juda, dat is Jezus, diep zich buigt. En dat wij alleen in Christus roemen. En daar zal in het nieuwe Jeruzalem geen zonde of wrevel of iets dubbels meer zijn. En Jezus zegt tot wie met berouw tot Hem komt: “Je heet geen Benoni; je heet Benjamin!” En hij zal, als het lieve, jongste kind, aan de laagste trede van de troon spelen!
Brandwijk, J.A.H. Jongkind