Ga naar de inhoud

Want gij weet niet in welke ure uw Heere komen zal (Mattheus 24:42)

De punten zijn:

  1. De vrees, die dit woord opwekt
  2. De vrede, die er in meeklinkt
  3. De verwachting, die er door opgewekt wordt

1. Boven de wijzerplaat van de klok van de Dom in Trier staat in het Latijn deze tekst. In de vakantie dat ziende, heeft het mij erg ontroerd. Ik dacht: “Het is dan toch maar mijn Heere, die straks, als de wolken breken, tot ons komen zal.” Maar het is wel een woord, dat ons sterk waarschuwt. U en ik leven heel wat minder bij de eeuwige dingen dan dat wij er wel bij moesten leven. Wij zijn net als de mensen, in de dagen, dat de ark werd gebouwd. We eten en drinken en laten onze kinderen trouwen en vergeten, dat het op het einde aangaat. En vergeten we niet, dat er slechts twee wegen zijn? De brede en de smalle; die van het ongeloof en die van het geloof; en die van het donker en die van het licht? En dat Jezus niet komt om er een mooiere wereld van te maken. Maar dat alle mensen zullen worden geoordeeld door Hem? Waarom zou God ons dat niet hebben laten weten, op welk uur Jezus komt? Dat is, omdat God een hartenkenner is. En omdat Hij weet, dat we zo zijn, dat we, als we die datum zouden weten, tot op bijna het laatst voor onszelf en voor de zonde zouden blijven leven, om het helemaal in het laatste dan nog goed te proberen te maken door naar de Heere te gaan. Maar Hij wil, dat we Hem al onze dagen dienen. Daarom kan niemand die datum uitrekenen. Maar we moeten er wel steeds op rekenen. Tekenen zijn er in overvloed, die ons zeggen waakzaam te zijn. Wordt de satan niet losgelaten in onze tijd?! En dat is ook een belangrijk teken van de eindtijd. En vertoont zich de zonde in onze dagen niet hevig, ook in huwelijken en gezinnen als een ontbindende macht?! De kerk komt steeds meer in de moeite. Dat is opdat haar trouw wordt beproefd. Want alleen Gods eigen werk zal overleven. “Want gij weet niet……” Dat is een vrees-wekkend woord. Alles komt dan openbaar. De dingen van je gedachten en van je gevoelens. Van je woorden en van wat je doet. En wat zal het dan zijn?

2. Ik was in Trier door dit woord erg ontroerd. Maar toen dacht ik later: “Las ik het niet teveel op mezelf aan; en te positief?” Die grote dag zal voor wie niet tot Christus vluchtten, verschrikkelijk zijn. Maar voor wie Hem lief zijn gaan krijgen zal het een vreugdedag zijn. Nu gebeurt er nog zoveel wreeds en verkeerds. De mensen zijn zo hard voor elkaar. De zonde maakt in allerlei verband heel veel stuk. En ook als we Christus leerden kennen, doen we nog zo heel veel verkeerd. Daar kunnen we wel eens benauwd onder zijn. En nu zien we de spotters en onderdrukkers nog hoog opgericht gaan. Maar de Heere zal ten oordeel komen. En die zet dat recht. Als dat niet zo was; waar zou je dan nog voor leven?! Maar het oordeel is tot troost van Gods kinderen. In de Heidelberger luidt het antwoord op de vraag “Wat troost u de wederkomst van Christus?” : “Dat ik even Dezelfde, die zich voor mij voor Gods gericht heeft gesteld, uit de hemel verwacht.” Precies Dezelfde, die de straf voor Gods kinderen droeg, zal dan wederkomen. Er bestaat in de hele wereld niet een foto van de Heere Jezus. Maar zij, die geloven, zullen Hem herkennen. Waaraan? Aan de tekenen van zijn lijden en zijn liefde. En Hij zal aan de dag van zijn wederkomst niet laten vallen, die Hij eerst opgeraapt heeft. Dat offer en dat lijden; God vond het genoeg. Vinden wij het genoeg? Wees gerust: Het is genoeg. Hoe erg wij het ook hebben gemaakt; heel het oordeel is door Hem heengegaan. En de naam van die tot Hem vluchtten, staat in zijn doorboorde handen.

3. Het is mijn Heere, die komt. Mijn Heere, die zo goed voor mij is. En nu moet ik geestelijk niet lanterfanten. En ik moet Hem niet vergeten. Want dat zou Hem veel verdriet doen. Dat is toch geen echte bruid, die niet uitziet naar Hem, die haar Bruidegom is?! De Heere Jezus beschrijft verderop in dit hoofdstuk twee knechten. De ene is lui. Maar de andere dient de Meester, die op reis is gegaan en verwacht Hem. Alles is donker rondom het huis. Maar het huis zelf is verlicht. En daar is een dienstknecht, die de loper nog eens naveegt en de lampen brandende houdt. Dat lichte huis in die donkere omgeving is Christus` bruidskerk. En Hij zelf is weg gereisd. En zij moet het zien te redden in de gistende volkerenzee. Maar Hij is niet zomaar weg gereisd. Zijn laatste woord was: “Ik kom terug.” En die ene weet het. En de klopper valt straks op de deur. En hij doet zijn Meester haastig open. “Blij, lieve Meester, dat U bent gekomen; want ik heb sinds lang U verwacht!”

Brandwijk, J.A.H. Jongkind